Dankzij een aanpassing aan een wetsvoorstel met betrekking tot onteigening van grond, zijn grondeigenaren beter beschermt tegen onteigening. In het aangepaste wetsvoorstel is vastgelegd dat de rechter altijd kijkt of een beoogde onteigening volgens de regels verloopt.
De Raad voor de Rechtspraak is blij met de aanpassingen die de minister van Infrastructuur en Milieu heeft doorgevoerd. De Raad ziet hierdoor geen zwaarwegende bezwaren tegen het voorstel.
Maatschappelijk belang
Het onteigenen van grond kan noodzakelijk zijn voor projecten die bijdragen aan het maatschappelijk belang; bijvoorbeeld de aanleg van snelwegen of spoorlijnen. Wanneer de grondeigenaar zijn grond niet wil verkopen en het maatschappelijke belang groter is dan het persoonlijk belang, kan er gekozen worden om de grond te onteigenen. De eigenaar wordt dan gedwongen zijn grond af te staan.
Het toetsen van onteigening
In de eerste versie van het wetsvoorstel stelde de minister voor dat de rechter pas ingeschakeld wordt, wanneer de grondeigenaar zelf in beroep gaat tegen de onteigening. Op deze versie kwam veel kritiek; wanneer iemand onvoldoende bekent is met juridische procedures, zou een grondeigenaar immers onterecht zijn of haar grond kunnen verliezen. De Raad pleitte daarom voor een rechtelijke toets, bij iedere beoogde onteigening. Met deze aanpassing worden grondeigenaren beter beschermt.
In de praktijk
Om het wetsvoorstel in praktijk te brengen, zijn nog wel enkele aanpassingen nodig. Zo is het begrip ‘belanghebbende’ volgens de Raad nog niet duidelijk gedefinieerd en ook voorziet de Raad dat met het huidige wetsvoorstel veel bekrachtingsprocedures bij de rechtbank Den Haag worden uitgevoerd, terwijl het volgens de Raad beter is om deze procedures zo dicht mogelijk bij de grondeigenaren te laten plaatsvinden.